De uittocht

De kinderen van Abraham, het volk der joden, werd al generaties lang gevangen gehouden de Egyptenaren. Zij moesten werken als slaven en hadden geen vrijheid. God zag dit alles en werd boos. Hij liet de Egyptenaren waarschuwen door de mensen. Maar zij wilden niet luisteren. Daarom stuurde God tien plagen over Egypte, waaronder een grote sprinkhanenplaag en het overlijden van elke oudste zoon in het land, waaronder de zoon van de koning.

Maar nog wilden zij niet luisteren. Daarom zij God tegen Mozes, een van de joden, dat hij de leider zou worden die het volk naar een andere plaats zou brengen, waar de joden veilig en vrij konden leven. Ze zouden heel ver en gevaarlijk moeten reizen, maar God zou ze helpen.
Onder de leiding van Mozes begon het volk van 600.000 mensen aan de uittocht uit Egypte. De koning zond zijn leger achter hen aan. Bij de Rode Zee gekomen, was het volk zeer bang. Voor hen lag een grote zee, en achter hen kwam het leger. "Geen paniek," zei Mozes, "Ik weet dat wij geholpen worden."
Mozes laat de zee splijten

Hij stak zijn staf in het water en voor de verbaasde ogen van de mensen week het water uiteen en er ontstond een prachtig mooi pad naar de overkant. De joden liepen naar de overkant, maar het leger zat nog steeds achter ze aan, en wilde ze doden. net toen de laatste persoon aan de overkant was aangekomen, kwam de zee weer bij elkaar en het leger verdronk.

Op zekere dag kwam het volk bij de berg Sinaļ, en Mozes ging alleen naar boven. Daar sprak God tot hem, en vertelde hem tien regels op te schrijven waar de mensen zich aan moesten houden, om er zeker van te zijn dat Hij ze zou helpen. Mozes nam twee stukken steen en kerfde de geboden erin.
Toen hij weer beneden kwam, zag hij dat de mensen een beeld van God hadden gemaakt. Maar omdat zij niet precies wisten hij een God eruit ziet, leek het meer op een kalf. Mozes werd woest en wist dat God het ook niet leuk zou vinden. En dat klopte. God vond het niet nodig dat de mensen een beeld van hem maakten, omdat de mensen aan geloof alleen genoeg moesten hebben. Daarom maakte hij de mensen in de war en zij verdwaalden in de woestijn, veertig jaar lang. Na die tijd waren de meeste mensen die uit Egypte waren weggegaan, overleden. Ook Mozes. De kinderen van die mensen kwamen aan in het beloofde land, en gingen daar wonen.