De wijze Mordechai was naar Perzië verhuisd met zijn dochter Esther. De koning daar zocht een nieuwe vrouw en Esther werd ook uitgenodigd. Dit was voor haar niet prettig, want zij was joods en de koning niet. Op aanraden van haar vader deed zij heel gewoon, zodat zij niet op zou vallen, maar juist daardoor was zij heel natuurlijk en werd de koning verliefd op haar.
De koning had een eerste minister, Haman, die erg gemeen was. Als hij door de straten reed, moesten alle mensen voor hem buigen. De trotse Mordechai wilde alleen buigen voor God, en bleef staan. Haman werd daar zo boos over dat hij opdracht gaf alle joden in het land te vermoorden. Hij trok een lot, met de datum waarop dit moest gebeuren. Dat werd 13 adar. Met een list kreeg hij toestemming van de koning, die niet wist dat zijn vrouw Esther joods was. |
De joden waren erg bang. Ook Esther. Haar vader Mordechai zei haar dat ze met
gevaar voor haar leven naar de koning moest gaan om hem over te halen. Esther
nodigde haar man en Haman twee keer uit voor het avondeten, en haar man was erg
tevreden, hij zei haar dat ze alles aan hem mocht vragen en hij het haar geven
zou.
Hierop barstte Esther in snikken uit en vertelde het verhaal dat Haman haar en
haar volk wilde laten vermoorden. De koning wist niet wat hij hoorde en liet
Haman meteen ophangen. Maar daarmee was het verhaal niet over, want de 13e Adar
was nog steeds de dag dat iedereen de joden mocht vermoorden, en de koning kon
zijn eigen bevel niet intrekken.
Met de hulp van Mordechai bedachten zij een list, de koning beval iedere jood in
het land dat hij zich mocht verdedigen en daarvoor niet gestraft zou worden. De
mensen in het land bedachten zich dus wel twee keer voor zij aanvielen en zo
werden de joden dankzij Esther gered. De 14e Adar werd daarom een feestdag.
En Esther en haar vader leefden nog lang en gelukkig, want Mordechai werd de
nieuwe eerste minister.