Abraham had aan God beloofd alles te doen wij Hij zei. Op een dag testte God
het geloof van Abraham en zei hem dat hij zijn zoon Izaak moest offeren. Hij
moest met Izaak naar de berg Moria gaan en daarboven zijn zoon doden voor God.
Abraham snapte niet waarom zijn God hem dit vroeg. Hij dacht dat hij altijd
alles gedaan had om Hem tevreden te stellen. Maar omdat hij nog steeds sterk
geloofde in zijn God, nam hij zijn zoon mee naar de berg. Boven aangekomen
stonden zij stil. Met tranen in zijn ogen hief Abraham zijn mes omhoog.
Op dat moment sprak God tot Abraham. Hij had bewezen alles te willen doen
voor God. Abraham hoefde zijn zoon niet te offeren. In de buurt bleek een schaap
in de struiken vast te zitten. Uit dankbaarheid offerde Abraham het dier voor
God.