Abraham |
De aartsvader, de eerste die contact met Allah had. |
Allah |
De naam die de moslims gebruiken voor de hogere macht. |
Arafat |
De berg waar Mohammed zijn laatste preek hield. |
Bedevaart |
Een tocht naar de heilige plaats Mekka voor elke moslim die dat kan. |
Bidden |
In stilte in contact komen met de hogere macht. |
Gabriël |
De aartsengel, vaak direct door Allah
gezonden om de mensen een boodschap te vertellen. |
Hadj |
De bedevaart. |
Hadith |
Uitspraken van Mohammed over hoe de teksten gelezen moeten worden. |
Halal |
Volgens de voorschriften van de koran klaargemaakt. |
Imam |
Geestelijk leider in de moskee. |
Ka'aba |
Gebouw in de Grote Moskee in Mekka, waarin de zwarte steen zit. |
Kalief |
Opvolger van de profeet. Geestelijk leider. |
Koran |
Het heilige boek van de moslims, met
verhalen, voorschriften en uitleg. |
Medina |
De plaats waar Mohammed veel volgelingen kreeg. |
Minaret |
Toren waar de muezzin de moslims uit
de buurt oproept om te gaan bidden. |
Mohammed |
De profeet die de mensen vertelde wat hij van Allah hoorde. |
Moskee |
Heilig gebouw, waar moslims
samenkomen, onder andere om te bidden. |
Profeet |
De 'leraar' die de mensen vertelt wat gebeurt en gaat gebeuren. |
Sjiieten |
Streng-gelovige moslims, die niet
aannemen dat er tussen Mohammed en zijn neef Ali nog andere kaliefen
waren. Willen heel precies volgens de koran leven. |
Soennieten |
moslims die aannemen dat de drie
kaliefen na Mohammed ook mochten regeren. Worden vaak gezien als wat
makkelijker met de woorden van de koran. |
Ramadan |
De vastenmaand van de moslims, tussen
zonsopgang en zonsondergang mag niets gegeten worden. |
Zuilen |
De vijf verplichte onderdelen in het
leven van de moslim. De pilaren van de Islam. |