Het leven in een klooster

Als een boeddhist het klooster in wil gaan, moet hij of zij zich goed beseffen dat alles in het klooster op het geloof en meditatie is gericht. Even televisie kijken is er niet bij. Monniken en nonnen in een boeddhistisch klooster besteden hun leven lang aan het mediteren en helpen van anderen.
Naast de gewone vijf voorschriften zijn er nog vijf extra: niet eten na twaalf uur 's middags, niet uitbundig zingen of dansen, jezelf niet versieren, op een harde ondergrond slapen en geen geld aannemen. Een monnik mag maar acht voorwerpen hebben. Volgens de boeddhisten heb je niet meer nodig om een goed leven te leiden, om op zoek te zijn naar verlichting. Dit zijn: een kledingstuk (gewaad), een riem, een kom om eten in te ontvangen, een naald en een draad, een stok om te wandelen, een scheermes, een tandenstoker en een waterfilter.
In het klooster wordt twee keer per dag gegeten, bij zonsopkomst en vlak voor de middag. De rest van de dag heeft je lichaam geen voedsel meer nodig, en kun je jezelf beter beheersen. Als een monnik in het klooster komt, wordt zijn hoofd kaalgeschoren om aan te geven dat ze hun leven buiten het klooster hebben opgegeven en gelijk zijn aan de andere monniken.
Monniken hebben verschillende kleuren gewaden in verschillende landen: In Tibet zijn ze Oranje, in Japan zwart en in Mongolië bruin.